index pagina

Over de geschiedenis van Hilversum.

 overzicht

 

De geschiedenis van het Gooi en Hilversum.

De Rendierjagers.

Er is een tijd geweest waarin grote gletsjers het noordelijke deel van ons land bedekten. Ze reikten juist tot de streek, waar nu het Gooi is en het Utrechtse heuvelland. Ruwweg gezegd reikte de glaciale ijskap (± 180.000 jaar geleden) tot de lijn Haarlem - Utrecht - Nijmegen. Het was een geweldige ijsmassa, die over alles heen lag, van Skandinavië over Noord-Duitsland en Denemarken tot hier. Er waren plekken bij waar het ijs duizend meter dik moet zijn geweest. Toen de temperaturen stegen en deze gletsjers wegsmolten, bleven het opgestuwde zand, het grint en de verpulverde, fijngewreven ondergrond als hoge ruggen en heuvels achter. Alsmede de in het ijsverpakte en uit Skandinavië meegevoerde zwerfstenen of zwerfkeien.

De Hilversumse kei, die als grenspaal tussen Laren en Hilversum dienst heeft gedaan, is uiteindelijk terecht gekomen op het brinkje van de 's-Gravelandseweg.

Daar omheen ontstonden, door het vele smeltwater, uitgestrekte moerassen, plassen en meren. In die gletsjertijd leefden hier langs de ijskap allerlei dieren, die men nu nog in de noordelijke streken aantreft: elanden, beren, rendieren en poolvossen. Deze dieren waren als het ware met het kouder worden tijdens de glaciale periode mee naar het zuiden getrokken om aan eten te kunnen komen. Ook zwierven hier toen exemplaren van thans uitgestorven diersoorten rond, zoals de mammoet, het wilde paard, de oeros en het reuzenhert. Van sommige van deze dieren heeft men hier ook daadwerkelijk overblijfselen in de grond gevonden. Er moeten hier toen ook al mensen zijn geweest, gezien de gevonden voorwerpen zoals een soort harpoen van rendierhoorn, speerpunten en naalden om met behulp van pezen huiden aan elkaar te naaien. Tijdens het smelten van de ijskap trokken de rendieren achter de gletsjers aan naar het noorden terug op zoek naar hun geliefde rendiermos en de rendierjagers zijn op hun beurt weer achter de rendieren, hun jachtbuit, aangetrokken.

Klokbekermensen. 

Als oudste bewoners van het Gooi worden tegenwoordig de nomaden genoemd, die ca 6000 v. Chr., al jagend en voedsel verzamelend, rondtrokken. Overblijfselen in de vorm van grafheuvels (tumuli), de Hilversum-cultuur, dateren van ongeveer 2500 tot 1000 v. Chr. en zijn nog te vinden op de Wester- en Zuiderheide.

'Omstreeks 1850 werd de belangstelling gewekt voor de tumuli, die op de Craailosche heide gevonden worden. Ze liggen in twee groepen: 8 op Hilversumsch en 13 op Larensch grondgebied. Zij hebben een omvang van 38 tot 42 m en zijn gemiddeld 0,5 tot ruim 1 m hoog. In 1855 deed A. Perk een dergelijken grafheuvel opgraven liggende 470 schreden noordwaarts van het punt, waar de Doodweg doorsneden wordt door den Oud-Bussumerweg. De heuvel had 32 schreden in omtrek en liep, gelijkglooiend, op tot een hoogte van ongeveer 8 dm. Hij was de kleinste en de minst in het oog vallende van alle. Twee tot vier dm onder de oppervlakte werden urnen gevonden, 32 stuks in getal. Sommige kleinere urnen bevonden zich in grootere exemplaren. Niet in de urnen, maar toch in den heuvel werden ook nog aangetroffen een haarnaald, een vingerring en stukken van armringen in brons. De urnen zelve waren vervaardigd van tamelijk fijne, met steentjes vermengde aarde, uit de hand bewerkt, uitwendig glad gestreken, voor het bakken met leemsop overgoten en daarna bij het vuur verhard; de kleur was bruin en op de breuk grauw. Enkele urnen waren van een zeer klein oortje voorzien. In bijna alle urnen bevonden zich verbrande beenderen. Sporen van houtskool werden niet gevonden; de verbrandingsplaats der lijken moet derhalve op een andere plaats zijn geweest. Alle urnen stonden even diep, zoodat het vermoeden voor de hand ligt, dat ze alle tegelijkertijd in den grafheuvel zijn geplaatst.

 Kenmerkend voor de Hilversum-cultuur waren de ongedecoreerde ruwe aarden potten, waarin alleen vinger- en nagelafdrukken herkenbaar waren.

Een ander terrein, waarop belangrijke vondsten zijn gedaan, is gelegen aan de Hollandsche Rading, langs den weg, voerende naar de Lage Vuursche. Tusschen den spoorweg en den Hoek van de drie steenen ligt links een hellend terrein, thans met bosch begroeid, maar omstreeks 1850 kale heide. Toen in 1852 de eigenaar besloot tot beplanting, ontdekte men bij het omspitten, ter diepte van ongeveer 0,5 m, onderscheidene haardsteden, vervaardigd van keien. Op den vloer van de meeste haardsteden lagen asch en houtskolen, waarin dikwijls geheel of gedeeltelijk verbrande beenderen werden gevonden, afkomstig waarschijnlijk van een kalf, een rund, een schaap of een geit. Tusschen asch en houtskolen, ook wel even buiten de haardsteden onder een steen, werden een groot aantal steenen wapens en werktuigen gevonden: wiggen van rooden zandsteen, speer- en pijlpunten van kwarts of kwartsiet, of vuursteen, ruw bewerkte ballen van graniet, mesjes van vuursteensplinters, slijpsteentjes van zandsteen of lydiet, een glad bewerkte bal van gelen kwarts, enz. De meeste dezer voorwerpen droegen sporen, in het vuur te hebben gelegen. Soms lagen deze voorwerpen gerangschikt op bepaalde wijze en gaven daardoor blijk, met opzet aldus te zijn geplaatst. Andere lagen willekeurig dooreen. Het eenige huisraad, dat gevonden werd, was een klein aarden vaasje, dat echter bij het opgraven uit elkaar viel. Het was ruw gevormd en van buiten met eenige ingebrabde zeer eenvoudige versieringen voorzien'. (Uit: Gedenkboek Hilversum 1424 -1924.)

Zo'n grafheuvel ontstond, doordat men heideplaggen rond en over een dode opwierp. Dat was een heel werk voor de mensen uit die tijd. Men denkt dan ook dat deze grafheuvels alleen werden opgeworpen voor belangrijke personen uit zo'n bevolkingsgroep. Soms ook begroef men de dode in een boomkist -een uitgehold stuk boomstam- in de vlakke grond, omringde de grafkuil door een rij zware palen, wierp daarboven de grafheuvel op en omringde ook deze aan de voet weer met een dubbele palenrij. Men beschouwde dat dan min of meer als gewijde of heilige grond. Het klokbekervolk moet reeds een tamelijke ontwikkeling gehad hebben. Allereerst hadden ze zich reeds de kunst van het vuurmaken eigen gemaakt. Ze sloegen twee vuurstenen tegen elkaar, vingen de vonk op in droog mos of in droge zwammen en zorgden daarna dat ze het vuur smeulende hielden. Vaak ook namen ze op hun tochten een pot met vuur mee, hetgeen hun onderweg veel moeite bespaarde. Ze braadden er vlees mee, bakten er broodkoeken op en bakten er ook hun klokbekers in. Het vuur verschafte hun tevens licht en warmte in donkere en koude dagen. Voor het brood dat ze bakten hadden ze natuurlijk graan nodig. Om hier aan te komen oefenden ze reeds een primitief soort landbouw uit. Voor het zaaien van hun koren maakten ze de grond eerst los met een eenvoudige ploeg. Het was een stok met een dwarsstok, terwijl de os die ploeg voorttrok. Ze maalden het graan tot meel door het tussen twee stenen fijn te wrijven. Ook hielden ze vee, zoals koeien, schapen en zwijnen. Het paard was reeds in hun dienst en de hond was hun vriend en helper.

Op de Westerheide tussen de gemeenten Hilversum, Bussum en Laren zijn graf-heuvels te vinden die behoren tot de zgn. Hilversum-cultuur.

Ze joegen met pijl en boog op vogels en klein wild. Het grote wild gingen ze met speren en knotsen te lijf. De oerossen vingen ze waarschijnlijk in vangkuilen, waarheen de dieren werden opgejaagd er vervolgens invielen en werden geslacht. Vuursteen leverde hun de grondstof voor messen, schrapers, pijlpunten, bijlen en hamers. Met een vernuftige boor maakten ze zelfs gaten in het steen waar dan weer een stok in paste. Vruchten en wat groenten vonden ze in de vrije natuur. Ook nu groeien er in het Gooi nog wilde bramen, frambozen, bosbessen en aardbeien.    

Germanen en Romeinen.

Ongeveer 600 jaar v. Chr. verschijnen er Germaanse stammen in West-Europa en weer een paar honderd jaar later bevindt zich ook zo'n stam in de provincie Friesland. Tegen het begin van onze jaartelling wonen er verschillende Germaanse stammen in ons land, waarvan de Friezen en Bataven de bekendste zijn. Zonder dijken was het hier moeilijk wonen. De zee had vrij spel en hapte vaak grote stukken land weg. Ook de onbedijkte rivieren zetten ieder voorjaar grote stukken land blank. De Friezen en Bataven wierpen in het door het water bedreigde vlakten hoogten op en bouwden daarop hun woningen, stallen en voorraadschuren. Deze terpen, warden, wierden, woerd of word zijn terug te vinden in huidige plaatsnamen; denk hier bij voorbeeld aan de plaatsnamen Bolsward, Leeuwarden, Wordragen en Sauwerd. In het Gooi (gelegen boven de zeespiegel) moeten toen armoedige stammen rondgezworven hebben. Tussen de Hollandse Rading en de Lage Vuurse trof men een honderdtal jaren geleden nog een soort haardsteden aan. Plekken die waarschijnlijk gediend hadden om er hun goden offers te brengen. Men vond er beenderen van geiten, schapen en runderen. Deze 'stammen' leefden hier nog geheel in het steentijdperk. Veel van hun stenen gebruiksvoorwerpen zijn teruggevonden in de grond; pijlpunten van kwarts, een granieten mesje, wetstenen, die aan een riem om het lichaam werden gedragen. Duidelijk is in ieder geval, dat zij ver bij de Friezen en Bataven achter liepen.

Op deze kaart is duidelijk de noordgrens van Romeinse Rijk te zien. De noordgrens volgde de rivier de Rijn. De Friezen in het noorden en de Bataven rond de grote rivieren

Rond het begin van de jaartelling toen de Romeinen in onze omgeving arriveerden hadden de eerste Germaanse Gooiers waarschijnlijk weinig last van deze indringers. De rivier de Rijn fungeerde als de noordelijke Romeinse grens. Om hun forten, neder-zettingen, met elkaar te verbinden bouwden de Romeinen reeds dijkjes langs de Rijn. Deze dijkjes fungeerden dus als waterkering en dienden tevens als 'weg'. Toch zullen de Germaanse Gooiers wel gemerkt hebben, dat die vreemde, machtige krijgers er waren, die op schepen de Rijn en de Vecht bevoeren. In een bocht van de Rijn, vlak ten zuiden van het Gooi, lag een klein dorpje met de naam Albiobola. Daar bouwden de Romeinen een legerkamp met torens en sterke muren. Het was zo ongeveer de plek waar nu de Dom van Utrecht staat. Aanvankelijk noemden de Romeinen het kamp ook Albiobola, maar werd later bekend onder de naam Trajectum (een doorwaadbare plaats in een rivier).  Iets verderop, daar waar de Vecht uit de Rijn kwam, bouwden zo ook een versterking, de vesting Vechten. Het beste was maar uit de buurt van de Romeinen te blijven.

Reconstructie van een Romeinse wachttoren bij Vechten.

Je moest hoge schattingen betalen (een soort heffing of belasting), meest in de vorm van huiden en vee. Ook lokten ze je om mee om in hun legers te dienen. Toen de Romeinen bang werden voor invallen in het land dat zij ten zuiden van de Rijn hadden veroverd, haalden ze alle bewoners uit de streken boven de rivieren weg, zo ook het kleine onaanzienlijke groepje Gooiers en de bewoners van de Utrechtse en Veluwse heuvels. Daar mocht niemand meer wonen, terwijl ze van hun sterke wachttorens, die ze op de noordoever van de Rijn bouwden, uitzicht hielden op een leeg land, waarvan minder gevaar voor hen dreigde. Na een periode van ongeveer 400 jaar Romeinse overheersing, begon het Rijk in macht af te nemen. Van alle kanten werden de Romeinen aangevallen, zo ook in onze streken. Uiteindelijk werden de Romeinen hier door de Friezen, Saksen en Franken verjaagd. Vele nakomelingen van de Friezen en Saksen zijn in deze streken gebleven tot op de dag van heden. Ook moet er van de Franken een stam of stammetje een tijdlang in het Gooi en op de Veluwe gewoond hebben. In 1917 heeft men tijdens de bouw van de Jaarsma haardenfabriek twee graven gevonden van een Frankische man en vrouw. Veel daarvan was nog vrij gaaf bewaard gebleven. Behalve enige urnen vond men een paar ijzeren zwaarden, een kralensnoer, een spinsteentje, ijzeren speerpunten en bronzen ringen.

Romeinen in Nederland.

De Franken gingen weer weg, de Friezen en Saksen bleven. De Saksen kwamen het meest op de dorre, heuvelachtige zandgronden terecht in de bossen en op de sompige landen naar de kant van de Eem en van Utrecht. De Friezen vestigden zich meer aan de noordrand, bij Muiden en Huizen en noordelijker in de richting van het Flevomeer. Men zegt ook wel eens dat Oud-Loosdrecht van Friese en Nieuw-Loosdrecht van Saksische oorsprong is. Men zou dit dan nu nog aan de taal en het karakter van de mensen kunnen merken. Zo is aan de taal van de Huizers ook nog te horen, dat ze van Friese afkomst zijn, terwijl de echte Blaricummers, Larenaars en Hilversummers een Saksisch dialect spreken.

Noormannen.

Hier in het Gooi hebben de Noormannen weinig kwaad gedaan, eenvoudigweg omdat er maar weinig was te halen. De Deense Noormannen kwamen uit het noorden op hun ranke, snel zeilende drakenschepen, voeren achter de Waddeneilanden langs, namen de route over het Vlie en het Flevomeer en vonden dan als vanzelf de Vecht en verderop de Rijn. Toen de Noormannen in 834 langs Utrecht voeren, lieten ze de stad ongemoeid en stevenden door naar het rijke Dorestad. Dorestad had kerken met heerlijke misgewaden van brocaat, doorvlochten met gouddraad, prachtige bijbels met banden waarin kostbare edelstenen blonken, gouden munten en gouden sieraden. Ze plunderden de stad en staken haar in brand. Dit is in een tijdsbestek van dertig jaar een keer of zeven gebeurd. In 857 hebben misschien sommige keuterboertjes op de Gooise hoogten of een paar eenzame vissers bij Loosdrecht met verbijstering opgezien naar de fel oplaaiende, flakkerende vlammenschichten, die langs de hemel in het zuiden zichtbaar moeten zijn geweest. Nu Dorestad leeggeroofd was richten de Noormannen zich op Utrecht. De helft van de inwoners werd gedood,

Noormannen 'houden huis' in Dorestad.

terwijl de andere helft de stad uitvluchtte. De kerken gingen in vlammen op, terwijl de Noormannen plunderden en met rijk beladen schepen weer huiswaarts voeren. Ook de macht van de Noormannen werd allengs minder en na ongeveer honderd jaar onrust, plundering en brandstichting verdwenen ze rond het jaar 900. Voor de Friezen en Saksen braken hier nu wat vastere en zekerder tijden aan. We zijn nu in de 10-de eeuw en de tijd nadert waarin ook meer licht op het dorp Hilversum valt, dat tot dusver eigenlijk wel erg in de nevelen van de geschiedenis bleef verborgen.

Het Gooi.

Het woord 'Gooi' is waarschijnlijk afgeleid van 'go' of 'gouw' dat 'landstreek' betekent. Het Gooi is te beschouwen als een uitloper van de Utrechtse heuvelrug. Een duidelijke scheiding tussen de Utrechtse heuvelrug en het Gooi is er niet. De overgang ligt ongeveer bij de lijn: Tienhovens Kanaal, het Wasmeer en het Kievitsdal. Het Gooi bestaat uit een dilluviale zandbodem, die in het westen uit de Vechtstreek naar boven komt, langzaam verder stijgt naar het centrum van het Gooi en van daaruit weer dalend naar het oosten en verdwijnt onder de veen- en kleilagen van het Eemdal. Naar het noorden daalt deze zandbodem af naar het Gooimeer. Het Gooiland, tot de 14-de eeuw 'Naardingerland' of 'Naerdincklant' genoemd vanwege het toenmalige belang van de stad Naarden, vormt als het ware een 'zandbult' in het westen en oosten, oprijzend uit laagveengebieden. Het hoogste punt is ruim +26 m NAP, terwijl de gemiddelde kruinlijnhoogte tussen de +5 m NAP en +15 m NAP ligt.

Gooiland.

Tot rond 1600 was hier het Gooiersbos, omgeven door de Zuider Eng en de Hollandsche Rading en verder lopend over de Hoorneboeg, 't Hoogt van 't Kruis, de Zwartenberg en de Zwaluwenberg. Dit Gooiersbos was een overblijfsel van wouden van vóór het jaar 1000, van de Furs (De Vuursche) tot dichtbij Hilversum met een oppervlakte van ca 200 ha, die grotendeels uit zware eiken, berken en dennen bestond, waarin veel wild voorkwam. Na 1400 ontstonden hier geleidelijk heidegronden, maar door de voortschrijdende bebouwing en het verdwijnen van de schaapskudden is veel heidegrond verloren gegaan.

 

Door de schrale bodem is de samenwonende bevolking na verloop van tijd over het gehele Gooi uitgezwermd en zijn verschillende nederzettingen ontstaan. Zo was het ook met Hilversum. Vermoedelijk in de buurt van de Kerkbrink zijn de eerste hutten gebouwd.

Al vóór Karel de Grote (742-814) bestonden reeds de dorpen in onze omgeving zoals we ze nu kennen, met uitzondering van 's-Graveland. Het gehucht Hilversum (Hilvertshem) bestond uit enkele hoeven met bijbehorende woningen voor de arbeiders, kooien voor de schapen en enkele schuren. Door de arme zandgronden was er voornamelijk schapenhouderij mogelijk. Water verzamelde zich op de lager gelegen plaatsen, en dat werden drinkplaatsen voor het vee. De dorpen Hilversum, Laren, Blaricum en Bussum zijn rond die drinkplaatsen ontstaan.

Schapen op de Gooische hei. Aquarel van W. Steelink (1856-1928).

Lange tijd stond het steeds belangrijker wordend gehucht Hilversum onder Larens (Larecarspel) bestuur, maar in 1424 schijnt het belangrijk genoeg te worden geacht om naast Laren een zelfstandige positie in te nemen. Het aanvankelijk agrarisch gerichte dorp begon zich toe te leggen op de spinnerij ten behoeve van de weverijen te Naarden.

De Erfgooiers.

Het rond 1300 ingestelde instituut der Erfgooiers, de deelgenoten in 'de Gooise Marke', later 'Stad en Lande van Gooiland'. Reeds voor de overdracht van het Gooi aan Floris V, dus nog tijdens het beheer van de abdissen van Elten, hadden de bewoners van Gooiland gebruiksrechten op heiden, bossen, venen en moerassen. (Het gebruik, maar niet het eigendom.) In een geschrift van 25 januari 1404 bevestigde hertog A(e)lbrecht van Beieren, graaf van Holland, de gebruiksrechten, waarin alle toenmalige bewoners van het Gooi deelden, mits zij in het bezit waren van een hoeve en vee. Bewoners, die niet aan die eis voldeden, hadden een beperkt genot, bestaande uit het hakken van plaggen, het steken van turf, het hoeden van enige schapen, enz. Dat de uitgebreide gebruiksrechten uitsluitend toekwamen aan de eerstgenoemde groep bewoners, werd nog eens uitdrukkelijk vastgelegd in een geschrift van 25 maart 1407 van Jan van Beieren als heer van Gooiland. Het feit dat de genoemde rechten van vader op zoon overgingen, dus erfelijk waren, deed de naam Erfgooiers ontstaan. Van buiten Gooiland afkomstige personen kregen door vestiging de Erfgooiersrechten dus niet.

Erfgooiersvergadering in de zaal van het 'Hof van Holland' omstreeks 1910. Eén van de weinig historische foto's.

Als vertegenwoordiging van de Erfgooiers zien we in 1442 'de Burgemeesters, Schepenen en Raede'van Naarden optreden, samen met de 'Buyrmeesters' van de vier toenmalige Gooise gemeenten. Laren, Huizen, Hilversum en Blaricum; Bussum werd pas in 1817 een zelfstandige gemeente. Het aldus samengesteld bestuur, dat uitgebreide regelingsbevoegdheid bezat ten aanzien van de uitoefening der rechten van de Erfgooiers, verkreeg in 1629 de naam van: 'Vergadering van Stad en Lande van Gooiland'. Tot de belangrijkste taken behoorde het beheer van de gemeenschappelijke weiden, de meenten, waarop elke Erfgooier schaarrecht had, dat wil zeggen het recht een bepaald door het bestuur vastgesteld aantal koeien te laten grazen gedurende de zomer. In het begin van de vorige eeuw ressorteerden weiden, heiden, enz.  -eigendom van de landsheer- onder het bestuur der Domeinen. Het gebruiksrecht was aan de Erfgooiers en die hadden te maken met 'Stad en Lande van Gooiland'. Bij Koninklijke Besluiten van 1836 en in 1843 kwam de zogenaamde Domeinscheiding tot stand. Een deel der gronden bleef domein en daarop konden de Erfgooiers geen enkel recht meer doen gelden. De rest  -alle meenten en een groot gedeelte van de heiden- werd aan de Erfgooiers in gemeenschappelijk bezit gegeven, zodat het voormalige gebruiksrecht in eigendom veranderde. Omdat voor het bestuur van 'Stad en Lande' het gemeentebelang meermalen boven het Erfgooiersbelang ging en men het vaak niet eens was met verhuur of verkoop van gronden en de verplichting voor de Erfgooiers om bij het brengen van vee in de meenten het schaargeld te betalen en de beesten te brandmerken, ontstond gaandeweg onder de Erfgooiers verzet tegen het bestuur van 'Stad en Lande'. Na een aantal opzettelijke overtredingen met het doel een beslissing omtrent de rechten van de Erfgooiers uit te lokken, kwam in 1912 de Erfgooierswet tot stand. De vanouds bekende en nog niet vervreemde Erfgooiers -bijna een derde van het gehele Gooi- kwam in handen van 'Stad en Lande van Gooiland'. Als leden werden aangemerkt de meerderjarige Erfgooiers in de zes Gooise gemeenten en de bewoners van enkele hofsteden die van oudsher in het bezit van het schaarrecht waren. Elk der zes gemeenten kreeg het recht heiden enz. voor de helft van de geschatte waarde te kopen, de niet-scharenden zouden in zo'n geval een bepaalde uitkering krijgen. Er werd besloten dat het bestuur uit vijftien leden zou bestaan. De zes Gooise gemeentebesturen mochten elk één lid aanwijzen, de scharende (veehoudende) Erfgooiers uit de zes Gooise gemeenten eveneens per gemeente één lid en de niet-scharende Erfgooiers -die ver in de meerderheid waren- met z'n allen twee. De koningin zou het vijftiende lid -tevens voorzitter- benoemen. Dat werd de heer E. Luden. Secretaris werd de Hilversummer J.L. van Os. De algemene ledenvergadering werd alle jaren in april in de kerk te Naarden gehouden. Later kwam men in het Hilversums gemeentelijk sportpark aan de Soestdijkerstraatweg bijeen. Vanaf 1917 zetelde 'Stad en Lande van Gooiland' in het door architect K.P.C. de Bazel ontworpen Gemeenlandshuis (ter plaatse van de huidige NOS-studio's).

Het Gemeenlandshuis aan de Lage Naarderweg.

Was het grondgebied van de Erfgooiers voor 1912 onvervreembaar (behoudens onteigening wegens het algemeen belang, zoals de aanleg van de spoorlijn), door de nieuwe regeling mocht men grond verkopen, mits de jaarlijkse ledenvergadering akkoord ging. Zo verkocht 'Stad en Lande' omstreeks 1932 grote stukken natuurgebied aan de nieuwe Stichting Gooisch Natuurreservaat. Het leverde in 1933 elke Erfgooier fl. 566,04 op. Voor die uitkering aan de Erfgooiers was een wetswijziging nodig, aangezien zo'n omvangrijke verkoop niet onder de bevoegdheid van de ledenvergadering viel. De Erfgooiers verkochten voor 3 miljoen gulden of 12 cent per vierkante meter ongeveer 1.700 hectare grond, voornamelijk bos en heide aan de Stichting. De stad Amsterdam droeg voor het behoud van haar 'tuin' fl. 1.500.000 bij, de provincie Noord-Holland en de Gooise gemeenten deden de rest. Bij de ontbinding van de Vereniging Stad en Lande van Gooiland in 1971 hadden er van de ruim 5.000 leden ongeveer 150 schaarbevoegdheid, dat wil zeggen de bevoegdheid tot het brengen van vee in de 'gemene' (=gemeenschappelijke) weiden. De slotvergadering van het bestuur van 'Stad en Lande' vond plaats op 16 april 1982 in het stadhuis van Naarden, de zetel der Vereniging. De Stichting Stad en Lande beheert de 'De Erfgooiers-archieven' en een aantal voorwerpen uit de Erfgooiers-historie.

 

In 1424 kreeg Hilversum zelfstandige status van Jan (III) van Beieren (Jan zonder Genade), ruwaard van Holland, Zeeland en Henegouwen (1418-1425) en was daarmee onafhankelijker van Naarden bij de uitbreiding van de eigen nijverheid. De verkoop en verwerking van schapenwol is in de Middeleeuwen de bijdrage van Hilversum geweest aan de regionale economie.

Jan van Beieren.

In de 17e eeuw groeiden de weverijen sterk, en deze industrie bleef zich uitbreiden tot in de 20e eeuw. Het boerendorp groeide gestaag, maar werd in 1725 en 1766 geteisterd door branden die het dorp vrijwel vernietigden.

Een houten weefgetouw. Vincent van Gogh (1884).

Ondanks de vele plunderingen en deze grote branden heeft Hilversum, dankzij een goed wegen- en spoorwegnet (gereed na 1874), de aanleg van een stoomtram naar Laren, Naarden, Muiden en Amsterdam in 1882, die de naam de Gooise Moordenaar kreeg, vanwege een aantal dodelijke ongevallen, een verlengde haven (1870) alsmede wilskracht en doorzettingsvermogen van zijn inwoners, zich weten te ontwikkelen van een eertijds weinig betekenend, agrarisch gericht heidedorp met slechts een paar honderd inwoners, tot een welvarende gemeente.

Ook trok de spoorweg onder meer de rijke families Brenninkmeijer (eigenaren van C&A), en de aan hen verwante Gockels aan. Een andere bekende familie in Hilversum waren de Wortelboeren. Mede door deze families kreeg Hilversum langzamerhand een overwegend katholiek signatuur. Dat leidde tot de bouw van de grote neogotische Sint-Vituskerk voor 1800 mensen, ontworpen door P.J.H. Cuypers, in 1892.

De neogotische Sint-Vituskerk in aanbouw.

Na de komst van de spoorweg groeide Hilversum heel snel, aanvankelijk door de groei van de textielsector (weverijen en aanverwante bedrijven) en de vestiging van tapijtfabrieken (waarvan uiteindelijk de Veneta overbleef). In 1918 startte de Nederlandse Seintoestellen Fabriek en daarna begonnen ook de experimentele radio-uitzendingen. Daarop volgde de vestiging van omroepen van alle gezindten, na de Tweede Wereldoorlog gevolgd door de televisie. Sinds het verdwijnen van de grotere industrie is de mediasector de grootste werkgever van Hilversum.

De twintigste eeuw.

In de jaren vijftig en zestig voerde Hilversum een groot nieuwbouwprogramma in het oosten en Noorden van de gemeente uit, terwijl de bevolking met één derde steeg. In 1958 passeerde het aantal inwoners de grens van 100.000 (op scholen kregen de leerlingen van gemeentewege beschuit met muisjes). Ook in de jaren zeventig breidde Hilversum uit met de wijken Kerkelanden en de Hilversumse Meent, dat tegen Bussum aan ligt. Toen had Hilversum ook nog meer dan 100.000 inwoners. Hierna nam het aantal inwoners vrij sterk af, en bereikte in 1999 het diepste punt met iets meer dan 80.000 inwoners. De belangrijkste oorzaken waren de onduidelijke gemeentelijke politiek, zoals onder meer het halverwege staken van de aanleg van een vierbaans rondweg, het wegtrekken van de industrie, grootschalige leegstand van winkels in het centrum, het kleinere aantal mensen per huishouden en de beperkte uitbreidingsmogelijkheden van Hilversum. Vrij forse sloopacties vonden plaats in het centrum (station, oude winkelkern, oude hotels), in de villawijken (bijvoorbeeld door de nieuwbouw van het AKN-gebouw) en bij het sportpark (Expohal, draversbaan). De restauratie van het raadhuis werd lang uitgesteld en bleek daarna veel kostbaarder dan voorzien. Hilversum raakte mede daardoor, en door de sterk dalende bevolking, jarenlang in forse financiële problemen. Ook de aanhoudende verkeersproblemen hebben hun tol geëist. Positief waren de uitbreiding van de omroep met de commerciële zenders, de komst van het Europees hoofdkantoor van Nike en de bouw van het succesvol gebleken museum Beeld en Geluid. De laatste jaren laten weer een voorzichtige stijging zien van het inwonertal. Aan de oostkant wordt Hilversum in de nabije toekomst uitgebreid met het plan-Anna's Hoeve.

Het gemeentewapen.

Op 22 oktober 1817 werd door de Hoge Raad van Adel het Hilversumse gemeentewapen vastgesteld. Het Hilversumse en Bussumse wapen hebben in het schild boekweitkorrels. In de drie voorgaande eeuwen was het boekweit een belangrijke voedingsbron voor de Gooise bevolking en speciaal Hilversum kon door zijn uitgebreide kudden schapen boekweit gaan telen op de met schapenmest bestrooide bouwlanden. Tegen het einde van de 16-de eeuw was het in veel steden en later ook in de dorpen mode een wapen te voeren. Waarschijnlijk is het, dat in die tijd de Hilversumse bevolking of de bestuurders de boekweitteelt zo belangrijk vonden, dat ze dit in het wapen tot uitdrukking brachten.

Het gemeentewapen van Hilversum toont vier goudgekleurde boekweitkorrels op een blauw veld. De oudste versie heeft aan de bovenkant een kroontje, maar de eenvoudige, kroonloze versie werd in 1817 officieel geregistreerd als gemeentewapen.

            Rechts: Het oudst bekende (gekroonde) wapen van Hilversum (1699), ingemetseld in de stenen brug  over de Gooische Vaart langs de Berensteinseweg op de grens van Hilversum en 's-Graveland..

Sommigen vonden het wapen wat al te eenvoudig, maar in 1970 werd een voorstel van de Stichting voor banistiek en heraldiek tot wijziging van het wapen, verworpen.

 

De 'wetenschappelijke' naam Hilversum.

In de 14-de en 15-de eeuw komen voor het eerst de voorlopers van de dorpsnaam Hilversum voor. In oude geschriften zijn zeker 14 verschillende namen voor Hilversum terug te vinden, zoals: Hilfertshem, Hilfershem, Hilfershim, Hilversem, Hilvercem, Hilleversom, Hilfersom e.a.

De naam Hilversum moet volgens taalkundigen worden verklaard als Hilvertshem, wat "heem (huizen) tussen de heuvels" betekent (met metathesis of verschuiving van de medeklinkers vl), zoals het nabijgelegen Bussum op Boshem teruggaat.

bron: "Straatnamenboek van Hilversum"  

De legende van Hilfert en Hille.

Anderen menen echter dat de naam Hilversum afkomstig is van de legende over het ontstaan van de naam Hilversum.

Laren is ouder dan Hilversum. Daardoor was het vroeger ook voornamer. Laren had wel honderd jaar eerder een kerk. En de pastoor van laren benoemde ook in de eerste tijd de pastoor van Hilversum. De Larense schout sprak toen ook recht over de Hilversummers. Goed, Hilversum was er dus nog niet, toen het dorp Laren misschien al uit dertig of veertig boerderijen bestond. Die lagen alle in de laagte achter de heuvelrug van het Sint-Janskerkhof. Lekker in de luwte tegen de westenwinden beschut. In één van deze boerderijen woonde in die lang vervlogen tijd een boer. Laten we hem Elbert noemen, een echte Gooise naam. Hij was de rijkste boer van Laren, bewoonde het grootste huis, had het meeste vee en de meeste en mooie akkers voor zijn gerst en rogge. Maar hij dronk veel te veel bier en mede (mede is een alcoholische drank die gemaakt wordt door honing en water te laten vergisten, het wordt ook wel honingwijn genoemd. Mede is een eeuwenoude drank die al minstens 8000 jaar gedronken wordt van Ethiopië tot Scandinavië). En hij dobbelde veel te vaak en te graag, als hij wat te veel had gedronken. Zo kwam hij ertoe om op een slechte dag zijn dochter Hille te verdobbelen aan een man, die met haar trouwen wilde. Hille mocht die man helemaal niet. Erger nog, ze had een hekel aan hem, ze griezelde van hem. 'Ik wil het niet en ik wil het niet en ik wil het vast niet!' riep ze uit, toen haar vader het haar vertelde. 'Je moet!' riep haar vader daar tegenin. 'Elbert van Laren heeft nog nooit zijn woord gebroken!' Toen vluchtte die arme Hille de volgende dag bij het eerste morgenlicht. Het was verschrikkelijk weer. De storm loeide. De regen gutste in stromen neer. Maar Hille had een sterke wil en was een moedig meisje. Tegen de wind in ging ze langs het zandpad omhoog, dat naar de heilige plek liep, waar nu het Sint Janskerkhof is. Daar bad ze tot Jezus en Maria om sterkte en hulp in haar nood en ging toen verder. Heel verdrietig, maar niet geheel moedeloos, daalde ze tegen storm en regen in de heuvel weer af. Ze had een doel. Ze wist waar ze heen wilde. Ze wist dat haar buurjongen Hilfert ook in die richting uit hun dorp was weggetrokken, omdat hij daar naar zijn zin niet genoeg bouwvakkers van de buurspraak los kon krijgen. Hilfert zou haar stellig verder helpen . Hilfert was immers steeds een goede buurvriend voor haar geweest! En zie, ze werd niet teleurgesteld in haar verwachting.

Eenzaam vond ze hem werkend op de akkers, die hij had aangelegd om zijn huis. De stronken van het eikenhakhout, die hij uit de aarde gerooid had, lager er als een dichte, vrij hoge wal omheen, om het wilde gedierte uit zijn graan te houden; de wilde zwijnen en reeën. Zijn natte kop dook juist achter die wal op, toen ze er aankwam. Hij nam haar meteen mee in zijn eigengebouwde huis. Hij was zichtbaar blij. 'Het lijkt wel, of ik al die tijd op je heb gewacht', zei hij tegen haar. 'Je moogt hier gerust blijven. Ik kan een goede hulp best gebruiken.' En toen duurde het niet lang meer of ze trouwden. Ze kregen kinderen en bouwden hun huis verder uit. Ze vergrootten de akkers, die er omheen lagen. Het hout er omheen verbrandden ze. De as daarvan was goede mest. Ze rooiden de stobben en samen zaaiden en oogstten ze. 'Hilferts heem' noemden de mensen, die spoedig in hun buurt kwamen wonen, hun bezitting.

Daaraan ook kun je zien dat het ze echte Saksen waren. Want 'heem' is een Saksisch woord. Je vindt het nog in het woord 'heimwee' en in Heemstede, Heemskerk en Sassenheim (heem van Saksen). Wanneer je dat 'heem' achter 'Hilfert' echter wat te snel en te gemakzuchtig uitspreekt, wordt het geheel al gauw tot zo iets als 'Hilversum'.   

bron: "Ons Hilversum"  

Chronologische geschiedenis van Hilversum.

Hilversum is heel lang niet meer dan een boerendorp geweest.
En ook al profileert Hilversum zich thans als Media-stad, de Hilversummers gaan nog steeds "naar het dorp " als ze inkopen in het centrum gaan doen.

ca 2400 v. Chr.: Begin Standvoetbekercultuur. De bewoners bouwden grafheuvels ( Westerheide en Zuiderheide).
ca 1700 v. Chr.: Begin Hilversumcultuur.                                                                                                                                                                                                                   

Introductie brons.

ca 0: Grensgebied van Romeinse Rijk.
ca 250: Einde Romeinse periode. Gooi eigendom van Karolingische vorsten.
968: Keizer Otto geeft bestuur Naerdincklant (zoals het Gooi toen heette) aan de Abdij van Elten.
1280: Graaf Floris V van Holland koopt het Gooi van het klooster.
1305: Eerste vermelding van Hilversum in oorkonden. Hilversum maakt deel uit van Laren, het oudste dorp in het Gooi.
1424: 4 maart Hilversum ("Hilfershem") krijgt zelfstandige status van Jan (III) van Beieren (Jan zonder Genade), ruwaard van Holland, Zeeland en Henegouwen (1418-1425).

1725: Grote brand die bijna geheel Hilversum verwoest. 60 Woningen gingen verloren.
1766: 25 juni grote brand, die opnieuw bijna geheel Hilversum verwoest. 157 woningen gingen verloren, alsmede de Grote kerk met pastorie, rechthuis (oude raadhuis) en dorpsschool.
Brand ontstond in de vetsmelterij van slager Hartog Michielse Levie aan de Groest 110.
1860: Vestiging gasfabriek
1867: 5 april oprichting Hilversumsche Stoom Spinnerij en Weverij (HSSW). Start van de fabriek op 27 april 1868. Fabriek stond in de hoek gevormd door Turfstraat-Loosdrechtseweg-Bodemanstraat.
1868: 16 oktober oprichting Hilversumsche Bouwvereniging. Start bouw Rode Dorp.
1871: 11 november eerste uitgave van Gooisch Nieuwsblad (later Gooi- en Eemlander) door Johannes Geradts.                                                                                                                1874: 20 juni opening Oosterspoorlijn (Amsterdam - Hilversum - Amersfoort) en (Amsterdam - Hilversum - Utrecht Maliebaan - Utrecht Lunetten)
1874: Pieter Joseph Jans richt hotel op aan Stationsplein (hotel Jans). (Sloop 1974)
1876: Voltooiïng doortrekken Gooische Vaart naar dorp (Oude Haven).
1882: In gebruikname verbouwde Rechthuis als Raadhuis op de Brink (thans Goois Museum). Ontwerper J. Rietbergen
1882: 15 april eerste rit Gooische Tram naar Laren.
1883: Hondenbrug. Voor passage van de brug werd belasting geheven, met uitzondering van honden. Vandaar de naam. Anderen verklaren de naam met de bewering, dat de brug uit de hondenbelasting is bekostigd (voor herdershonden hoefde niet te worden betaald).
1930: Houten hondenbrug vervangen door stenen brug van W.M. Dudok.
1887: Start paardentram van Station naar 's-Graveland. Route tot 1889: Hilversum NS - Stationsstraat - Naarderstraat - Koninginneweg - 's-Gravelandseweg - Leeuwenlaan - tot Zuidereinde. Route van 1889 - 1923: Hilversum NS - Stationsstraat - Bussummerstraat - 's-Gravelandseweg - Leeuwenlaan - Noordereinde (Klapbrug bij Ankeveense pad). Sluiting 1923.
1889: In gebruikname van de oud-katholieke Sint-Vituskerk aan het Melkpad. Ontwerp P.A. Weeldenburg.
1890: Eerste telefoonaansluitingen.
1891: 5 juni start RK Ziekenverpleging (met 3 bedden) aan Langestraat 44.
1892: Start electriciteitsnet.
1892: In gebruikname van de RK St. Vituskerk. Ontwerp P.J.H. Cuypers.
1893: 15 augustus opening RK Ziekenhuis aan Koningsstraat.
1893: Bouw watertoren aan de Jacobus Pennweg.
1896: Start gasdistributie (stadsgas).
1898: Aanleg waterleiding.
1899: 21 en 22 augustus kermisoproer i.v.m. besluit Gemeenteraad de kermis te verbieden. Het oproer kostte 1 mensenleven en er vielen 13 gewonden.
1899: Eigen electriciteitsnet. Centrale aan de Jonkerweg 13.
1901: 6 april bezoek Paul Kruger, president van Zuid-Afrika, aan Hilversum. In 1903 opnieuw aantal maanden in Hilversum. Woonde toen aan Hoge Naarderweg 46, "Krugerhuis".
1903: 10 september opening Hilversumse HBS.
1905: 5 mei vestiging Sociëteit de Unie in voormalige woning van Jacob van Lennep, 's-Gravelandseweg 57, na verbouw van het pand door J.W. Hanrath.
1912: 27 maart in gebruikname Nieuwe kerk aan de Larenseweg hoek Eemnesserweg. Gesloopt in 1982.
1918: 27 februari oprichting NSF (Nederlandsche Seintoestellen Fabriek).
1918: 30 juli opening Diakonessenhuis aan Neuweg.
1921: de Kei geplaats op de 's-Gravelandseweg.
1924: 4 maart viering 500 jaar zelfstandig Hilversum. Bezoek van koningin Wilhelmina en prinses Juliana.
1926: Oprichting Hilversumse Draadlooze Omroep (voorloper van de AVRO). Studio aan de Oude Enghweg 4.
1928: 12 juni in gebruikname Zonnestraal. Ontwerp J. Duiker.
1928: Olympische Spelen in Amsterdam. In het Sportpark te Hilversum: dressuurwedstrijden (9, 10 en 11 augustus). Op de Bussummer Heide de Steeple Chase (10 augustus). De Cross country op Bussummer Heide - Westerheide - Zuiderheide - de Vuursche (10 augustus).
1929: Opening nieuwe Diakonessenhuis Neuweg.
1930: Inrichting Costerustuin, Zonnelaan 4-z.
1931: In gebruikname nieuwe Raadhuis. Ontwerp W.M. Dudok.
1931: Opheffen tollen op 's-Gravelandseweg en Soestdijkerstraatweg.
1932: Opening VARA-studio aan de Heuvellaan.
1936: Opening AVRO-studio 1 aan de 's-Gravelandseweg.
1937: In gebruikname Hilversums kanaal.
1938: Inwijding KRO-studio aan de Emmastraat.                                                                                                                                                                                                            1938: 25 april opening prinses Beatrix-tunnel.
1939: 19 augustus vliegveld Hilversum gereed. Vlak voor geplande officële opening (30 september 1939) is het gevorderd door het Ministerie van Defensie (mobilisatie).
1940: Opening AVRO-studio 2 aan de 's-Gravelandseweg>
1940: Opening NCRV-studio aan de Schuttersweg.
1940-45: Nederland (Hilversum) in oorlog.
1946: Electrificatie van de spoorlijn. Met unieke gebogen portalen (traject Hilversum-Utrecht).                                                                                                                                     1958: Hilversum begroet de 100.000 inwoner.                                                                                                                                                                                                               1960: 12 oktober opening van de Expohal door prinses Irene. Het oorspronkelijke Engelse paviljoen tijdens de wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel werd door de gemeente Hilversum aangekocht, vervolgens gedemonteerd, vervoerd en weer opgebouwd. Gesloopt in 1996 door de hoge energiekosten.
1965: 7 januari opening Diakonessenhuis aan van Riebeeckweg.
1966: Start bouw wijk Kerkelanden.
1968: 15 mei start fluoridering drinkwater. Fluor-vrij drinkwater alleen nog op 2 plekken in de gemeente verkrijgbaar (pomp bij WMN-pompstation aan de Larenseweg en aan de Rembrandtlaan achter het RKZ.
1970: 17 november drinkwater weer zonder fluor.
1971: 3 december brand kerk en toren Grote Kerk (na herstel op 1 december 1977 weer in gebruik genomen).
1973: Opening winkelcentrum Hilvertshof.
1973: Start bouw wijk Hilversumse Meent.
1974: 6 april overlijden W.M. Dudok. Hij wordt begraven op de door hem zelf ontworpen Noorderbegraafplaats.
1974: Sloop Hotel Jans aan Statonsplein.
1985: 23 april Fabritiusschool afgebrand (herbouw nog in 1985).
1990: Sloop NS-station
1990: 17 juni brand verwoest A. Roland Holst College (herbouw in 1993).
1991: In gebruikname ziekenhuis Hilversum, van Riebeeckweg. Sluiting Zonnestraal en RK Ziekenhuis.
1992: Opening nieuwe NS-stationsgebouw (combinatie met kantoor belastingdienst). Architect J.A. van Belkum.
1998: Opening winkelcentrum Gooische Brink.
2002: 6 mei Pim Fortuyn vermoord door Volkert van der G. op het Mediapark.
2003: 5 september brand verwoest Sporthal Kerkelanden. Veroorzaakt door werkzaamheden aan het dak. (Ontwerp van W.M. Dudok).
2003: 14 december opening Gooiboog: treinverbinding Almere - Naarden-Bussum - Hilversum - Utrecht.
2004: 31 maart 1-ste raadgevende correctieve referendum (over Parkeerverordening). Resultaat: opkomst 27,3%: te gering om effect te sorteren. Van de stemmers was 75,3% tegen het gemeentelijke parkeerbeleid.
2005: 15 augustus paviljoen Nieuw Anna's Hoeve afgebrand.
2005: 1 dember koningin Beatrix opent Nederlands Instituut voor Beeld en geluid.
2005: 23 december sluiting Campina aan de Larenseweg.
2006: 1 januari fusie Ziekenhuis Hilversum en Ziekenhuis Gooi-Noord (op 14 oktober 2006: Tergooiziekenhuizen).
2006: 1 juni sluiting van de Tagrijn.
2006: 2 juni start aanleg tunnel onder station en sporen (wethouder Erik Boog en NS-regiodirecteur Herman Gelissen).
2007: 3 november openstelling tunnel onder station en sluiting grote spoorbomen.